Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 4

  • 1

    Onze Minister treft de noodzakelijke voorzieningen voor een doelmatig toezicht op de naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde verplichtingen, na afstemming met de bestuursorganen, bedoeld in het tweede tot en met derde lid, voorzover het daar andere bestuursorganen dan Onze Minister betreft. De voorzieningen hebben betrekking op de strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden.

  • 2

    Ingeval van toepassingen van bouwstoffen, grond of baggerspecie op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, binnen een of meer bodembeheergebieden, waarvoor meerdere bestuursorganen bevoegd gezag zijn, wordt door de desbetreffende bestuursorganen één bevoegd gezag aangewezen dat namens de betrokken bestuursorganen zorgdraagt voor een gecoördineerd toezicht op de naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde verplichtingen.

  • 3

    Burgemeester en wethouders hebben tot taak zorg te dragen voor de handhaving van de bij of krachtens dit besluit gestelde verplichtingen, voorzover zij betrekking hebben op:

    • a.

      het toepassen van bouwstoffen op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      het toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, als bedoeld in artikel 35;

    • c.

      het verstrekken van een milieuhygiënische verklaring als bedoeld in artikel 28, derde lid;

    • d.

      het melden van een toepassing als bedoeld in de artikelen 32 en 42.

  • 4

    Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de handhaving van de bij of krachtens dit besluit gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op:

    • a.

      het in opdracht aanbrengen van bouwstoffenop of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      het in opdracht verrichten van de handelingen, genoemd in artikel 35, op of in de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

  • 5

    Aan de artikelen 28, derde lid, 32, eerste en tweede lid, 42, eerste, negende en elfde lid, en 58, eerste lid, wordt geacht te zijn voldaan, indien door één van de daartoe verplichte personen aan de desbetreffende verplichting is voldaan.

Informatie geldend op 20-12-2019

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(20-12-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

22-12-2009

wijziging

02-12-2009

Stb. 2009, 535

10-12-2009

Stb. 2009, 549

01-01-2008

nieuwe-regeling

22-11-2007

Stb. 2007, 469

20-12-2007

Stb. 2007, 571

Inwtr. 1

Opmerkingen

  • 1) Treedt voor het toepassen van grond en baggerspecie in de Nederlandse territoriale zee in werking op 1 oktober 2008 (Stb. 2008/382).